Tags

oorlogsdagboek
zwaluwenburg
oorlogsverhaal
tweede wereldoorlog
jodenvervolging
nazisme

Nederland

nazisme

Intussen lees ik ook romans | 100 jaar boekhandel Blankevoort

De eerste dag van mijn vrijwillige gevangenschap. Gehele dag rustig zit­tend op zol­der de tijd gekort met denken, lezen en roken. Rus­tiger dan na mijn vorige vlucht en veel minder nerveus. Ik zoek zelf de oor­zaak in de herhaling en de lange tijd van inner­lijke voorbereiding, waardoor ik mij al van tevoren met het idee verzoende. De drastische en sadistische maat­­re­gelen laten geen twijfel over aan de bedoeling tot algehele en snelle ver­nie­tiging,welke mijn voornemen tot ont­vluch­ten en vrijwillige gevangenschap onherroepelijk maakt.

Samen brengen wij de doden tot leven – u en ik, lezer en schrijver. Dat is zowel de vloek als de zegen van non-fictie: het gaat om echte mensen, die verslag doen van hun omstandigheden in een poging voort te leven. Aan mij de duivelse taak om al schrijvend en onderzoekend te beslissen welke stemmen het redden waard zijn. Ditmaal is het de Zwolse textielhandelaar Max Hes, die in de zomer van 1942 onderduikt op de Zwa­luw­en­burg, een landhuis nabij Oldebroek op de Noordwest Veluwe. Hier zal hij honderddertig dagen lezend en schrijvend doorbrengen. Gelukkig heeft het huis een eigen biblio­theek en blijken de aanwezige verpleegsters bereid hun boeken te delen met hun gast, die zich met zijn lees­woede lijkt te willen bevrij­den uit zijn benarde positie. Max leest en schrijft alsof zijn leven er vanaf hangt. Samen zor­gen wij dat zijn voortlevingspoging slaagt en dat zijn noeste arbeid niet verloren gaat. Samen voegen wij – vele decennia na dato – nieuwe betekenis toe aan zijn daad en aan zijn leven. Het blijft een klein wonder.

De zusters zorgen voor lectuur. Dit medeleven van mensen die mij niet kennen is eigenlijk niet te beschrijven. Menselijkheid en Hol­lands gees­te­lijk gevoel en bescha­ving op zijn best. Gisteren een boekje van Van Schendel uitgelezen en vandaag heeft Zuster v.d. Hoek twee van haar eigen boe­ken laten brengen; o.a. De mens en zijn kunst van H.W. van Loon, een ont­wik­kelend en leerzaam boek, dat mijn geest levendig zal houden.

Eerst zit Max nog ondergedoken in de oude machinekamer, maar later verhuist hij naar de comfortabele jachtkamer, waar de open haard door de omring­ende bossen wordt gevoed. Hier wordt hij opgemerkt door Thea van der Horst, een achttienjarige leerling­-verpleegster uit Amsterdam, die twee weken na Max aankomt op de Zwa­luw­enburg, dat dan pas een paar jaar dienst doet als psy­chia­trische inrichting voor vrouwen en meisjes.

Toen ik in augustus 1942 aankwam op de Zwaluwenburg woonde er in een van de zijvleugels van het landhuis een heer. Er werd ge­zegd dat hij een kennis van de directeur was, die rust moest hou­den na een ziekte.Hij bemoeide zich met nie­mand en werd zo nu en dan door zijn echt­­genote bezocht. Ik had mijn ver­moe­dens, maar maakte me geen zor­gen: een psychiatrische inrichting op de Veluwe leek mij een prima plek om onder te duiken.

Binnen een paar maanden boden we ook onderdak aan zes kin­deren die moesten aansterken, twee oudere patiënten met speciale privileges, een nieuw meisje op de afdeling voor particuliere patiën­ten, een tuin­jong­en die we niet nodig hadden, en de echt­genote van de heer in de jacht­kamer, die bij haar man was inge­trokken. 

Mijn moeder, Thea van der Horst, over­leed voordat mijn onderzoek naar haar verhalen over de Zwa­luwen­burg goed op gang kwam, voordat ik alle spelers had weten te identifi­ceren, voordat ik de vele ver­bor­gen levensschetsen had opgediept, voordat ik haar kon geruststellen dat sommige verhalen anders waren afgelopen dan ze dacht. Het mooie is dat zij, door haar verhalen over te dragen, ervoor heeft gezorgd dat wij er nu betekenis aan kunnen geven en geruststelling uit kunnen putten,net als Max toen al lezend deed.

5de dag | Ik ga ijverig door met het bestu­deren van kunst­geschie­denis, met als handleiding het boek De mens en zijn kunst, op populairwe­ten­­schappelijke en tevens origineelgeestige wijze weergegeven door Dr. H.W. van Loon, een allround Amerikaan van Hollandse afkomst. De geschie­denis en ontwikkeling van bescha­ving,cultuur, godsdienst en al­les wat daarmee samen­hangt heeft van jongs af aan mijn belang­stelling gehad. Alleen heeft mij voldoen­de tijd en, door de zorgen,voldoende lust ont­broken mij daaraan te wijden. Wil men een eigen visie op de mense­lijke psyche en zijn godsdienstzin krij­gen, dan is kennis van de oudheiden de ontwikkelingsgang door de eeu­w­en een eerste ver­eis­te. Lezing van dit boek biedt daarbij de helpen­de hand, frist oude kennis op en leert nieu­we. Intussen lees ik ook romans.

Ondanks de omstandigheden neemt Max de tijd om een korte recensie te wijden aan de geleverde lectuur. Daarbij worden romans en passant weggezet als lees­voer waar hij normaliter zijn geest niet aan zou willen branden. Gelukkig kan ik als roman­cier nu terugslaan door Max’ aantekeningen in te dikken, om in vogel­vlucht te laten zien hoe hij ontkomt aan de toenemende spanning door in boeken onder te duiken.

6de dag | Deze ver­ve­lende dag kom ik ook door met lezen. Ik besteed nu de morgen aan Van Loons werk en de rest van de dag aan de ro­mans die Zuster Hoek mij ter beschikking stelt.

10de dag | Ik heb nu al vijf boeken uitgelezenen ben bijna halverwege het zesde boek. Dat geldt ook voor het boek van Van Loon, waarin ik soms terug­blader om de inhoud beter in mij op te nemen.

13de dag | Lang wakker gelegen door de Churchill-rapsodie. Ik ben tijdig in de ontvangkamer. De deur wordt van buiten afgesloten. Ik ga in een hoek zitten om mij zoveel moge­lijk te onttrekken aan spiedende blikken van buiten. Ik lees verder in Margaret Mit­ch­ells Gejaagd door de wind.

14de dag | Ik heb slecht geslapen en ben enigszins angstig voor ontdek­king en de mogelijke gevolgen van de nieuwsgierigheid der patiënten. Door hun aparte aanleg als psychopaten hebben ze reeds iets gemerkt en daar er een waas van geheim­zinnigheid om mij is, zijn ze des te nieuws­gieriger. | Weer een boek uitgele­zen en aan een ander begon­nen.

17de dag | Gerustgesteld door de verwachte brief van Ilse, die het met mij eens is dat haar verdwijning binnenkort ook urgent zou kunnen worden. We zullen beiden moeite doen om iets te regelen, maarde kin­deren blijven een probleem. | Helaas geen radio. Weer een paar boeken uitgelezen. Mijn verhaal wordt eentonig.

19de dag | De eerste werkelijk mooie dag. ’s Middags is iedereen weg en kan ik in de tuin zon­nen en lezen op ’t achter­terras.

26ste dag | De angst die ik aan het begin van de week voelde lijkt volko­men geweken. Ik voel me opgelucht. Het lezen en wandelen blijven even saai als op andere dagen.

29ste dag | Onder het lezen van Een moderne comedie besef ik dat ik een zenuw­­crisis heb doorge-maakt, die vrijdag haar hoogtepunt had en waar ik nu volkomen over­heen ben. Zelfs al zouden ze me nu vin­den en mee­nemen zou ik er onverschillig tegenover staan.

30ste dag | Zuster Boerema vertelt over de Zwolse boekhande­laar Zel­horst, die als jood behandeld zal worden, met ster moet lopen en een Verwalter zal krijgen. Wat vermakelijk klein en stom zijn die moffen. | In de loop van de avond ook Een moderne comedie uitgelezen.

55ste dag | Na het uitlezen van wat minder belang­rijke romannetjes ben ik begonnen in het boek van Prof. Huizin­ga, dat enige jaren ge­leden zoveel stof heeft opgewor­pen: In de scha­duwen van morgen.

Inmiddels is het september 1942 en heeft Ilse Hes zich bij haar man gevoegd op de Zwaluwenburg, zoals mijn moeder eerder beschrijft. Max heeft ook voor zijn zoons Harry en Abel schuilplaatsen weten te regelen in Fries­land. Ondertussen verspreidt de Jodenvervolging zich naar alle uithoeken en schuilplaatsen van het land.

74ste dag | ’s Middags grote consternatie. Door toeval wor­den wij ge­waar­schuwd dat er Duitsers van de Abwher-Dienst onderweg zijn en kunnen wij ons tijdig in veiligheid brengen. Het hele huis is van A tot Z bezich­tigd, ook de jachtkamer. Iedereen heeft sterk de indruk dat dit het eind kan bete­kenen.

75ste dag | We blijven praten over de Engelsen, die ons zo in de steek laten en voor ons weleens te laat kunnen komen. Omdat ik me ook aan het ver­die­pen ben in het boek Die neueste ge­schich­te des Jüdischen Volkes 1789-1914 van Dubnow is de joodse positie mij klaar voor ogen komen te staan. Er liggen weer dagen vol spanning voor ons. Moeten we weg? En zo ja, waarheen? Voor hoe lang? Tezamen?

Begin oktober 1942 voeren de Nazi’s een serie grote razzia’s uit in Zwolle. De held­haftige boekenbezorgster Zuster Hoek reist met een collega per trein naar Zwolle om Joodse kinderen op te halen. Vervolgens worden Max en Ilse Hes de tijdelijke pleegouders van een zestal kinderen. Daar zitten toevallig ook hun buur­jongetjes bij, Nico Israëls en zijn broertje Louk, die op latere leeftijd een ghostwriter inhuurt om een boek te schrijven over hun onderduikgeschiedenis.

Sterke vrouwen moeten het geweest zijn. Ze trapten harden in strenge regel­maat op de pedalen. Achter elkaar reden ze, nu eens de ene voorop, dan de andere. Ze hielden elkaar beurtelings uit de wind. Door de wei­landen reden we en over beboomde lanen. Bij het passeren keken Nico en ik elkaar aan,maar we zeiden niets. Ook de vrouwen hadden onderweg slechts een enkel woord met elkaar gewisseld. Maar toen we afsloegen en over een brug op kasteel Zwaluwenburg afreden, begonnen ze druk te praten en te lachen, met elkaar, met ons.

Ghostwriter Coen van Harten bleek jammer genoeg overleden, maar Louk Israëls zelf was nog in leven. Hij woonde op nog geen tien minuten rijden van mijn moeders laatste adres in Huizen. Het was Louk die mij in contact bracht met zijn voormalige buurjongen Harry Hes, die op basis van een enkele ontmoeting met een enthousiast hakkelende vreemde het schitterende dagboek van zijn vader overhandigde.

101ste dag | De Zuid-Afrikaanse premier Smuts heeft een belangrijke rede gehou­den. We draaien nu pas van defensief naar offensief. Wan­neer zullen we dat zien? | Door het heen en weer lopen van de jacht­kamer naar de biblio­theek en de kinderen blijft voor lezen minder tijd over. Bovendien is het in de jachtkamer soms te vochtig en koud en in de bibliotheek te onrustig door de kinderen.

Ook ik werd onrustiger omdat ik tijdens mijn zoektocht steeds weer nieuwe stem­men vond, die ik aan mijn groeiende koor moest toevoegen, niet alleen omdat ze ieder hun eigen verhaal wilden doen over de Zwaluwenburg, maar ook omdat ik mij verplicht voelde om hun voortlevingspogingen aan u als lezer over te dragen. Zo bleek Beert Akster, de toenmalige rentmeester van het landgoed Zwaluwenburg, een rijk geïllustreerde familiekroniek te hebben nagelaten aan zijn kinderen. Zijn kleinzoon Edu gaf meteen toestemming om dit fascinerende fami­lie­bezit openbaar te maken.

Het landgoed Zwaluwenburg was eigendom van Jonkheer van Reigers­berg Versluys en bestond uit een aaneengesloten geheel van ongeveer 400 hec­taren. Naast het herenhuis, dat werd her­bouwd in 1728, waren er elf boerderijen op het landgoed, waar ook loof- en dennenbossen staan. Twee à drie maanden per jaar gebruikten de Fami­lie van Reigers­berg Versluys het herenhuis als zomerverblijf, terwijl ze de rest van het jaar op de Java­straat 1 in Den Haag verbleven.

Door de feitendichtheid is er weinig ruimte voor lyriek in de familiekroniek van de rentmeester. Gelukkig wordt dit ruim­­schoots gecompenseerd in de verhalen van Anton Boom, die zich in 1936 als tand­arts in Oldebroek vestigde en zijn intrek nam in het jachtopzichtershuisje naast de Zwaluwenburg, dat in de loop van de oorlog een pleisterplaats en wapenopslag werd voor verschillende ver­zetsgroepen uit de omgeving. Tijdens en na de oorlog tekende Boom zijn erva­ringen en herinneringen op in ronkende, weldadige, copieuze zinnen. Een aantal van zijn verhalen waren opgenomen in oorlogsboeken over de regio, maar er bleek geen officiële uitgave beschikbaar te zijn. Na een lange zoektocht wist ik zijn dochter Leontine op te sporen, die haar vaders onuit­gegeven memoires zonder schroom aan mij overhandigde.

Zodra ik weer opgenomen ben in deze eigen, besloten wereld, wordt de oorlog een onwerkelijk tafereel, waarin alle vormen van verzet, onder­duiking en sabotage hun grimmigheid verliezen, waardoor ik ze ervaar als een heel boeiende en zelfs ontspannende plicht, die juist mijn vrijheid accen­­tueert. Want vrijheid betekent verantwoordelijkheid, maar dan wel een volledig bindende verantwoordelijkheid, die ik mezelf heb opgelegd. Dat ervaar ik als een werkelijke, jezelf op een ander plan tillende vrijheid.

Tegenover Booms lyrische beschrijvingen staat de rauwe werkelijkheid van Beppie Dam, die als jonge wegloop­ster door haar familie werd geplaatst op de Zwaluwen­burg. Zij werd op latere leeftijd geïnterviewd door journalist Foeke Bakker, die on­danks zijn plannen om zelf een roman over Beppie te schrijven zijn aan­tekening­en met mij deelde, waardoor we een heel ander beeld krijgen van de hulpvaardige staf.

De meeste straffen deden mij niets. Dan kreeg je een koud bad. Daar moest de tuinman bij helpen. Daar knap je van op! Je vocht als een leeuw! Door het water was je zo glad als een aal. Dan hielden ze je onder. Stikken zou je. Dat vond ik erg. Maar dat was met veel meer dingen zo.

Gezien de omstandigheden en de aard van de bewoonsters is het niet vreemd dat er regelmatig meisjes wegvluchten uit de inrichting. Meestal worden ze al snel opge­pakt, vertelt mijn moeder, maar ze zijn overal toe in staat om hun vrij­heid te her­winnen, zelfs verraad. Dat is ook de reden waarom Max Hes na hon­derddertig dagen moet vluchten uit de Zwaluwenburg, samen met zijn vrouw en alle andere onder­duikers.

Gelukkig wordt de staf gewaarschuwd dat er een razzia opkomst is. De on­ver­­schrokken Zuster Hoek zorgt dat alle onderduikers elders worden onder­ge­bracht. Mijn moeder brengt de broertjes Israëls naar een adres in ’t Harde. Een paar dagen later krijgt ze te horen dat Louk en Nico de volgende dag op het station zijn opge­pakt, samen met hun onderduikouders. Haar leven lang ver­vloekte mijn moeder de domheid van deze mensen, niet wetend dat het allemaal anders was gelopen, dat de jochies het hadden overleefd, dat de ware toedracht was vastgelegd in boeken en stoffige marechausseeversla­gen, die alleen met behulp van archiefexperts te achterhalen waren.

Zo keren we nog even terug naar Max en Ilse Hes, die na wat omzwervingen in de buurt van de Zwaluwenburg terechtkomen in Nij­kerker­veen, waar Max de dagen van zijn onderduik opnieuw begint te tellen. Hij hervat meteen zijn verslag ­legging, maar het duurt even voordat hij zich weer volledig in boeken kan onder­dompelen.

 

13de dag | Ik krijg een zestal boeken uit een Amersfoortse bibliotheek, waar­mee ik de tijd tenminste wat kan korten, zolang het licht overdag dat toelaat. In het kamertje valt niet overveel licht en het vele geloop is hinder­lijk. Verder zijn de dagen monotoon en gelijk: eten,radio, lezen en slapen, met af en toe gesprekken van eenvoudige aard. Wil­lem vraagt van alles, omdat hij door zijn blindheid op ver­tel­­len is aan­gewezen. Het is inmiddels vaste ge­woon­te dat ik dagelijks voorlees uit de Bijbelse Dagkalender.

 

Het blijft een bijzondere eer om als schrijver ervoor te mogen zorgen dat de ver­halen van anderen hun beoogde lezers kunnen vinden, waardoor er een nieu­we dimensie wordt toegevoegd. Daarom spreek ik niet alleen mijn dank uit aan allen die mij toegang gaven tot de verhalen van hun naasten, maar ook aan u, als lezer, voor uw bereidheid om aan­dacht te besteden aan hun verhalen, waardoor we samen recht doen aan hun pogingen om de oorlog en de tijd te overleven.

 

***