Tags

Drie generaties meelopers

‘Het is makkelijk praten vanuit de helikopter,’ tweette ik gisteren aan een vriendin, toen ze haar bezorgdheid uitsprak over het protest op de Dam, waar mijn jongste dochter aan meedeed. Ze is negentien maar gaat inmiddels al aardig wat jaartjes haar eigen gang in Amsterdam.

Ik zie haar minder vaak dan ik zou willen, maar als we elkaar spreken dan hebben we het over muziek, ambitie, liefde, relaties, werk, politiek en verantwoordelijkheid. Dat laatste vooral omdat ik op haar leeftijd zelf belangrijke beslissingen moest maken.

Op mijn 20ste vertrok ik uit Zuid-Afrika. Dat was in 1986. Het apartheidsregime deed er alles aan om haar macht te behouden. Ik kreeg de Zuid-Afrikaanse nationaliteit opgedrongen en werd opgeroepen voor militaire dienst. Daar bedankte ik voor en vertrok naar Amsterdam.

Eenmaal hier aangekomen, kreeg ik met enige regelmaat het advies om me aan te sluiten bij antiapartheidsorganisaties in Nederland. Daar had ik mijn bedenkingen over, vooral omdat ik me moeilijk kan onderwerpen aan het groepsbelang, maar ook uit angst voor represailles voor familie en vrienden in Zuid-Afrika.

Samen met vele Zuid-Afrikanen ben ik dankbaar dat anderen in die tijd wél hun solidariteit hebben getoond en maatregelen hebben afgedwongen, die bijgedragen hebben aan de val van de apartheid. Natuurlijk kan ik niet meer terug om alsnog mee te lopen, maar ziehier: ik krijg zomaar de kans om met een nieuwe generatie mijn stem verheffen en mijn solidariteit te tonen met onderdrukten elders in de wereld.

Maar ik blijft ook een bezorgde vader, dus ik heb er alles aan gedaan om mijn dochter te overtuigen dat een massaal protest in coronatijd een slecht idee is. ‘Ik ben hartstikke trots dat je dit doet, maar wil je a.u.b. NIET tussen al die zingende, roepende mensen gaan staan op de Dam?’ appte ik toen ze vroeg of ik meeging. ‘Er zijn betere manieren op dit moment. Ik kan het niet verbieden, maar please…’

Ze appte terug: ‘Ach pap, komt goed. Al hoesten er vijf in mijn mond.’ Op dat moment hoorde ik de 19-jarige spreken die ik had kunnen zijn, ware het niet dat ik toen al in de helikopter zat onderweg naar veiliger oorden, weg uit de gekte op de grond, waar de klappen vallen.

Vervolgens appte ik nog een serie overlevingstips voor demonstranten, plus een hartstikke slimme suggestie om een zwijgende keten-op-anderhalve-meter te vormen door de stad. Maar ook dit keer had ik het – waarschijnlijk zeer terecht – niet voor het zeggen op de grond.

Omdat ik inmiddels 55 ben, zijn er velen om mij heen die kwetsbare ouders of andere dierbaren hebben. Ik snap jullie bezorgdheid absoluut, vooral omdat dit precies de mensen zijn die ik hoopte te beschermen door niet mee te demonstreren tegen de apartheid.

Ja, dit zijn andere tijden, maar de noodzaak om solidariteit te tonen blijft (jammer genoeg) onveranderd en er kleeft risico en onvoorspelbaarheid aan iedere vorm van protest. Bovendien bepaalt het tijdsgewricht wat er verwacht wordt van de bewustwordende jeugd.

‘Ik heb nog op school meegemaakt dat mensen de Jodenster moesten dragen en dat er protestacties waren,’ vertelde mijn moeder, die in de zomer van 1942 in Amsterdam haar HBS-diploma haalde aan de Mauritskade. ‘Ineens zeiden ze: “We gaan demonstreren en langs de Duitse kazerne lopen!” Ik wist dat als ik niet meeging het zou kunnen worden uitgelegd alsof ik niet Hollands genoeg dacht of misschien zelfs Duits­gezind was, of bang, of wat dan ook. Ik vond het een hele moeilijke beslissing en ik kon aan niemand steun vragen. Je kon toen niet even naar huis bellen. Dus ik moest helemaal zelf de beslissing nemen en toen heb ik toch besloten om het niet te doen. Eigenlijk omdat het me zinloos leek. Het was een gevaarlijke demonstratie, want als er duizenden mensen waren dan zouden de Duitsers zich bedreigd voelen en kunnen gaan schieten.’

‘Ik worstelde dus met de gedachte: Doe ik het nou niet uit bangheid? Of is het werkelijk gezond verstand? Ik ben niet mee gaan lopen, hoewel mijn hele klas, op drie na, geloof ik, allemaal meeliepen. Toen werden Joden nog niet opgepakt. Ze hoefden alleen de ster te dragen. Dat was ook nog maar het begin. Er was toen nog geen duidelijk gevaar. Ze werden nog niet uit hun huizen gehaald. Dat gebeurde een half jaar later. En toen waren ineens alle Joden tegelijk weg. En dat was verschrikkelijk.’

Natuurlijk wil ik niet beweren dat al deze omstandigheden op dezelfde manier beoordeeld dienen te worden, maar ik vind het verontrustend dat er in mijn familie inmiddels drie generaties Amsterdammers zijn geweest, die ieder in hun eigen tijdsgewricht moesten beslissen of ze hun stem zouden verheffen uit solidariteit met onderdrukten nabij en ver weg. Misschien werd het hoog tijd dat er iemand meeliep.